De geschiedenis van de sigaar
De indianen waren de eersten die sigaren rookten. Het is niet bekend wanneer tabak voor het eerst werd geteeld, maar dat het als eerste in Midden Amerika gebeurde is verijwel zeker. De Mayas brachten de plant in cultuur en rookten hem. Dit was al ver voordat Columbus de nieuwe wereld had ontdekt. Toen hadden de Mayas de Nicotiana Rustica al ontdekt. Een tabaksplant met ene veel hoger nicotine gehalte dan de mildere variant Nicotiana Tabacum die heden ten dage gebruikt wordt. Zij rolden tabaksbladeren op en staken dat aan voor de roes effecten van de nicotine, veelal voor religieuze rituelen. Maar ook voor medische doeleinden, om overtollige stemmingen te verdrijven en om het dorst- en hongergevoel te stillen. Ze wikkelden ze hun tabaksbladeren vaak in bananen of palmbladeren en leek het nog niet op de sigaar zoals we die vandaag de dag kennen.
Pas na de reis van Columbus in 1492 werd tabak in de rest van de wereld bekend. Toen de Maya-beschaving uiteenviel, brachten de verspreidde stammen de tabak naar de rest van Amerika waar de plant gebruikt werd bij rituelen.
De naam
De naam sigaar zou heel goed kunnen komen van het Maya woord voor roken “sikar” Ook wordt het Spaans woord voor draaien “girar” wordt in verband gebracht met de oorsprong van het woord sigaar. Wellicht zal het een combinatie van beide zijn want het zijn de Spanjaarden geweest die de tabaksplant en zaden mee hebben genomen naar Europa. Columbus zelf moest niets van de tabak hebben, hij zou zelfs op zijn eerste reis een gift van de natives overboord hebben gegooid. Maar al spoedig namen andere Spaanse en Europese zeelieden sigaren mee.
In 1520 waren er sigaren te verkrijgen maar wel enkel in Spaanse en Portugese havens. Het gebruik, een teken van welvaart verspreidde zich naar Frankrijk en Italie via de Franse ambassadeur in Portugal, Jean Nicot. Hier komt het woord nicotine vandaan. In Groot-Brittanie was mogelijk sir Walter Raleigh verantwoordelijk voor de introductie van de tabak en de nieuwe mode van het roken.
Verdere verspreiding
Niet lang daarna groeide de tabak over de gehele wereld. De eerste plantages in Europe werden opgezet door de Spanjaarden en Portugezen in eigen land en in de West. Door de Nederlanders in de Oost, vooral Java en Sumatra. Door de Engelsen met name in Virginia (nu USA). Tabak werd ook gerookt in de Amerikaanse koloniën. Maar in eerste instantie alleen voor het gebruik in pijpen.
De sigaar werd daar pas na 1762 geïntroduceerd, toen Israel Putnam terugkeerde uit Cuba. Hij was daar officier in het Britse leger en keerde terug naar zijn huis in Conneticut. In dit gebied werd al tabak geteeld voor pijpgebruik. Hij liet de meegenomen tabak uit Cuba planten en gebruikte de ook meegebrachte sigaren om de eerste sigaren zelf te produceren. Al spoedig waren er overal sigarenfabrieken en probeerde men tabak te kweken uit Cuabaans zaad.
Europa
Spanje was ook het eerste land in Europa waar men sigaren produceerde. In 1717 begon Sevilla een eigen sigarenfabriekje. In de jaren daarop ontstonden door heel Europa sigarenfabrieken waarin Nederland uiteindelijk de grootste sigaren exporteur van de wereld is geworden met maar liefst 2 miljard per jaar.
Tegen 1790 was de sigaren productie tem noorden van de Pyreneeën uitgebreid en waren er fabriekjes ontstaan in Frankrijk en Duitsland. Sigaren roken nam in Frankrijk en Groot-Brittannië een hoge vlucht tot na de oorlog tegen Napoleon (1806-1812), toen terugkerende Franse en Britse veteranen de in Spanje overgenomen gewoonte verbreidden. In die tijd was de pijp vervangen door snuif als manier van tabaksconsumptie en sigaren roken werd voortaan de populaire manier van roken. De productie van sigaren, zoals ze werden genoemd, begon in Groot Brittannië nodig om dit te regelen. Door een nieuwe invoerbelasting werden sigaren uit het buitenland in Groot-Brittannië al gauw een luxe artikel. Deze belasting op sigaren is in Engeland nog steeds, in verhouding, erg hoog. Al gauw was er in Europa vraag naar sigaren van hoge kwaliteit en voor de Sevilla's, zoals de Spaanse sigaren werden genoemd, kwamen die uit Cuba (toen een Spaanse kolonie) in de plaats. Dit was niet in de laatste plaats het gevolg van een verordening van koning Ferdinand VII van Spanje in 1821, waarmee de productie van Cubaanse sigaren werd gestimuleerd, een Spaans staatsmonopolie.
Sigaren roken werd zo'n wijd verbreide gewoonte in Engeland en Frankrijk, dat Europese treinen rookcoupés kregen en de rookzaal in sociëteiten en hotds werd geïntroduceerd. Het roken beïnvloedde zelfs de kleding, en er ontstond een avondjasje dat na het diner werd gedragen, waarvan het woord smoking afkomstig is. Aan het eind van de 1ge eeuw was de sigaar na het eten, met port of brandy, een gevestigde traditie. Dit werd nog versterkt doordat de prins van Wales (de latere Edward VII) een koploper in deze mode was, zeer tot ongenoegen van zijn mot:der, koningin Victoria.
Sigaren roken werd in de VS pas na de Burgeroorlog populair (hoewel John Quiney Adams, de zesde president van de VS in het begin van die et:uw, een verstokt sigarenroker was; later raakte ook president LJlysses Grant eraan verslingerd). De duursw Amerikaanse sigaren, gemaakt van Cubaanse tabak, werden clear Havanas genoemd. De naam Havana was een soortnaam geworden. Enkele van de bekendste Amerikaanse sigaren kwamen van de fabriek in Conestoga in Pennsylvania, waar de lange 'stogie' -sigaar werd gemaakt. Aan het eind van de 1ge eeuw was de sigaar in de VS een statussymbool geworden, en het merkenrecht werd belangrijk. Zo had men er bijvoorbeeld de Henry Clay, genoemd naar een senator. Een belastingverlaging in de jaren zeventig van de 18e eeuw maakte de sigaar nog populairder en overal verkrijgbaar en stimuleerde de binnenlandse productie. In 1919 zei Thomas MarshalI, vice-president onder Woodrow Wilson, in de senaat: "Wat dit land echt nodig heeft, is een goede sigaar van een stuiver." Deze ambitie werd pas bijna 40 jaar later·bereikt toen er machinaal goedkope sigaren konden worden gemaakt. De verkoop van sigaren in de VS is echter de afgelopen twintig jaar afgenomen, van 9 miljard in 1970 tot 2 miljard nu. In Cuba werd de sigaar een nationaal symbool.
Cubaanse boeren werden in de 16e eeuwen later vegueros, tabaksplanters, en voerden een voortdurende oorlog tegen de grootgrondbezitters terwijl de tabaksexport toenam. Sommigen van hen werden pachtboeren of deelpachters, anderen werden gedwongen nieuw land te zoeken en ontsloten gebieden zoals Pinar del Rio en Oriente. In het midden van de 1ge eeuw, toen er vrije handel in tabak was, waren er 9500 plantages en in Havanna rezen fabrieken als paddestoelen uit de grond (op een gegeven moment waren er 1300, maar in het begin van de 20e eeuw waren het er nog maar 120) en de sigarenmakerij werd een volwassen bedrijfstak. De export beperkte zich vooral tot de VS, totdat in 1857 de invoerrechten werden ingesteld. In dezelfde periode ontstond er differentiatie in merken en afmetingen en werden de sigarenkist en het sigarenbandje geïntroduceerd. Naarmate de bedrijfstak groeide, werden de sigarenmakers de spil van de Cubaanse arbeidersklasse en in 1865 ontstond er een unieke gewoonte, die tot op de dag van vandaag bestaat: het lezen van literaire, politieke en andere teksten, zoals de werken van Zola, Dumas en Victor Hugo, door de tabaksrolIers aan hun kameraden. Dit was om de verveling te verdrijven en de ontwikkeling van de arbeiders te verbeteren.
In het laatste kwart van de 1ge eeuw emigreerden veel sigarenmakers vanwege de groeiende politieke beroering door de onafhankelijkheidsstrijd tegen Spanje naar de VS en nabije eilanden zoals Jamaica. Ze zetten er sigarenbedrijfjes op in steden zoals Tampa, Key West en Kingston. Deze Cubanen legden de grondslag voor de opstand tegen Spanje in 1895, geleid door José Marti de Cubaanse nationale held. Later namen de sigarenmakers, die steeds meer politiek bewust werden, een belangrijke plaats in het leven op Cuba in. Het bevel van Marti tot de opstand werd vanuit Key West naar Cuba verstuurd, verpakt in een sigaar. Sigarenmakers stonden nog steeds in het centrum van het politieke bewustzijn na de revolutie van Fidel Castro tegen generaal Batista in 1959.
Nadat Castro met de nationalisatie van binnen- en buitenlandse bezittingen begon, legden de VS in 1962 aan Cuba een embargo op, wat tot gevolg had dat Cubaanse sigaren niet meer legaal in de VS konden worden ingevoerd, afgezien van kleine hoeveelheden voor persoonlijk gebruik. De sigarenfabricage, die veelal in Amerikaanse handen was, werd genationaliseerd en zoals alles tot staatsbedrijf gemaakt. Veel onteigende sigarenfabrikanten, zoals de families Palicio, Cifuentes en Menendez, vluchtten het land uit, vastbesloten de productie te hervatten, vaak onder dezelfde merknaam als in Cuba. Daardoor worden sigaren zoals Romeo Y Julieta, H. Upmann en Partagas in de Dominicaanse Republiek vervaardigd, La Gloria Cubana in Miami, Punch en Hoyo de Monterey in Honduras en Sancho Panza in Mexico. De naam Montecruz is een kleine wijziging van het oorspronkelijke Montecristo. Deze sigaren werden oorspronkelijk op de Canarische Eilanden gemaakt, maar nu in de Dominicaanse Republiek. Deze merken met Cubaanse namen lijken in smaak niet op hun tegenhangers, de havanna's, hoe goed ze ook zijn gemaakt. Er ontstonden ook geheel nieuwe merken, zoals Don Miguel, Don Diego en Montesino.
Na twintig jaar van investeringen door plaatselijke en Amerikaanse bedrijven maakte de sigarenindustrie in de Dominicaanse Republiek in de jaren negentig een snelle groei door. Dit land maakte beter dan andere landen gebruik van het enthousiasme in de VS voor handgemaakte sigaren, dat ontstond door de lancering van het tijdschrift Cigar Aficionado in september 1992. In het begin van de jaren negentig steeg de verkoop van de Dominicaanse Republiek naar de VS met 5 procent per jaar. Dit schoot naar 18 procent in 1993 toen 55 miljoen handgemaakte sigaren werden verscheept, ongeveer de helft van de hele Amerikaanse import. In 1994 zette de groei zich voort met nog eens 20 procent, terwijl sommige bedrijven zelfs beweerden 40 procent te hebben gehaald.
Het grootste probleem waar de Dominicaanse fabrikanten nu mee te maken hebben, schijnt het verkrijgen van genoeg kwaliteitstabak te zijn. Voor Cuba was het begin van de jaren negentig minder gunstig. In de twee jaar na de ineenstorting van de Sovjetunie daalde het bruto nationaal product tot de helft. De sigarenindustrie had er minder van te lijden dan andere bedrijfstakken, doordat de grondstof tabak op het eiland zelf werd geproduceerd. Niettemin eiste een tekort aan kunstmest, verpakkingsmateriaal en zelfs alledaagse zaken zoals touw, die allemaal uit het voormalige oostblok kwamen, zijn tol. Ook het weer speelde een rol. Regen buiten het natte seizoen in de Vuelta Abajo beperkte de oogsten van 1991 en 1992.
De zware storm van maart 1993 richtte een enorme verwoesting aan in de regio rond Partido, waar dekblad wordt geteeld. De productie van havanna's, die een record van 80 miljoen in 1990 had gekend, daalde tot ongeveer 50 miljoen in 1994. Dat de sigarenliefhebbers meer moeite moesten doen om havanna's te krijgen, is van geen belang vergeleken met de beproevingen die de Cubaanse producenten moesten doorstaan. De sigarenproductie daalde tot de helft van de 280 miljoen in 1990 en er werd een strenge rantsoenering ingevoerd. Zulke spelingen van het lot zijn niets nieuws voor de geharde Cubanen. Vlak na de revolutie was de sigarenproductie tot 30 miljoen gekelderd.
Tabak
Tabak behoort tot het botanische geslacht Nicotiana, familie van de nachtschade. Het geslacht telt 70 verschillende soorten, waarvan de Nicotiana Tabacum het belangrijkste is. Oorspronkelijk groeide de tabaksplant alleen in tropische en subtropische gebieden met een vochtig klimaat, maar door gewas veredeling en verbetering van de teeltmethoden verbouwt men nu tabak over bijna de gehele wereld.
Soorten tabak
Uiteraard loopt de kwaliteit van de verschillende soorten tabak behoorlijk uiteen, zodat ze ook voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Zo wordt Virginia-tabak uit Noord-Amerika vooral voor de fabricage van sigaretten gebruikt, terwijl de plantages op Sumatra, Java, Cuba en Brazilië de grondstoffen voor sigaren leveren. Aangezien de bodemgesteldheid en het klimaat ook binnen deze gebieden sterk kan verschillen, levert iedere landstreek in de praktijk feitelijk een andersoortige tabak op zowel qua kleur als smaak.
De "Hollandse" Sumatra is zeer zacht en bevat vele aromatische bestanddelen. De tabak is smakelijk en goed trekkend. De Java tabak is dikker en grover van structuur. Dit is vaak te zien aan het dekblad. De smaak van de Java tabak is sterker dan die van de Sumatra tabak. De donkere kleur van de Braziliaanse tabak lijkt dat deze sigaren staan voor zwaar en pittig. Maar deze tabak is juist zoet en zacht. En de tabak uit Cuba is rijk en zacht van smaak
De tabaksplant is een eenjarige plant, die in het algemeen op grote plantages wordt verbouwd. Tussen het zaaien en oogsten liggen niet meer dan zo'n vier tot vijf maanden. Omdat niet alle bladeren tegelijk rijp zijn, worden ze één voor één geplukt. Aangezien de bladeren van onderaf rijpen, worden ze van beneden naar boven in verschillende partijen geoogst. Oogsten en drogen.
Proces
Na de oogst worden de bladeren in de buitenlucht gedroogd waarbij het blad zo'n 85% van zijn oorspronkelijke gewicht verliest zonder dat de grote bladeren te rotten. Dit eerste deel van het proces duurt tussen de drie en zes weken afhankelijk van de klimatologische omstandigheden, alsmede de constructie van loodsen of schuren die gebruikt voor het opslaan van de geoogste tabak.
Na de droogfase begint het gistingsproces, waardoor de hoeveelheden zetmeel en eiwitten in de tabak sterk worden afgebroken, terwijl ook het nicotinegehalte enigszins omlaag gaat. Tijdens het fermenteren worden ook de geur en het aroma van de tabak ontwikkeld, en wordt de kleur van de bladeren gelijkmatiger.
Tijdens het fermenteren worden de bladeren gebundeld en op stapels gelegd. Hierdoor ontwikkelt zich een soort broei. Zodra het binnenste gedeelte van de stapel een temperatuur van zo'n 55 graden bereikt heeft, wordt de stapel uit elkaar gehaald en tot een nieuwe gevormd, waarbij men ervoor zorgt dat de bundels die binnenin hebben gelegen nu buiten komen en omgekeerd. Dit proces van stapelen en uit elkaar halen kan zich een aantal keer herhalen, totdat de tabak uitgefermenteerd is en de temperatuur niet meer oploopt. Na circa 10 weken drogen en fermenteren worden de tabaksbladeren gesorteerd op kwaliteit, grootte, dikte en kleur en zijn klaar om sigaren van te maken. Shortfillers en longfillers
Hoewel bijna alle hedendaagse type sigaren zijn opgebouwd zijn uit een vulling (binnengoed), een omblad en een dekblad, maakt de sigaren-wereld onderscheid tussen twee types sigaren, de longfillers en de shortfillers. Shortfillers hebben een vulling die bestaat uit verknipte tabak veelal uit verschillende streken afkomstig om zo tot de juiste smaak te komen. De longfiller wordt handgemaakt! De vulling van een longfiller bestaat uit opgerolde tabaksbladeren waaruit de hoofdnerf is verwijderd.
Bij vele longfillers worden ook voor de vulling verschillende tabakssoorten gebruikt, echter veel minder dan de melange van de shortfillers.
Longfillers dienen goed geconserveerd te worden (in een zogenoemde humidor), tussen de 68-72% luchtvochtigheid. De temperatuur is minder relevant. Onder de 60% wordt een longfiller droog waardoor hij te snel brandt en scherp en bitter gaat smaken. Bij percentages hoger dan 72% brandt de sigaar lastiger, echter de smaak is voller. Bij percentages hoger dan 80% begint de schimmelvorming op de sigaren.
Shortfillers worden meestal in landen gemaakt waar tabak niet groeit, maar slechts wordt overgeslagen. Nederland is de grootste exporteur van shortfillers. Shortfillers dienen niet vochtig gehouden te worden (ten minste niet zo vochtig als een longfiller), hoeven vaak niet geknipt te worden en hebben een andere smaak dan longfillers. Een shortfiller is het beste gebaat bij een luchtvochtigheid van ongeveer 65%.
Het omblad houdt de wikkel met tabaksbladeren / tabaksmix op zijn plaats. Het omblad moet zowel stevig als soepel zijn, om het binnengoed te kunnen bundelen en de sigaar goed te kunnen vormen.
Het geheel wordt afgemaakt met een mooi dekblad. Hiervoor worden de mooiste en beste bladeren gebruikt. Aangezien het dekblad de buitenkant van de sigaar vormt moet het volkomen gaaf zijn om geen lucht te kunnen doorlaten. Bovendien moet het een egale, bruine kleur hebben en qua smaak en aroma zijn afgestemd op de rest van de sigaar. Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist voor het dekblad de beste tabakken worden gebruikt, voor de Nederlandse sigaren meestal afkomstig uit Sumatra. Het dekblad is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de smaak van de sigaar.